Nieuwe modules over obstetrie gepubliceerd
Deze maand zijn er diverse nieuwe modules verschenen op het gebied van obstetrie: Er is een nieuwe richtlijn Navelstrengprolaps en daarnaast zijn er drie nieuwe modules ontwikkeld bij de richtlijn Dreigende vroeggeboorte, een module bij de richtlijn Basis prenatale zorg en een module bij de richtlijn Electieve inductie. De modules zijn ontwikkeld door een internationale werkgroep. Deze nieuwe internationale samenwerking die als pilot door de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) is opgezet, heeft als doel om over de grenzen heen meer gebruik te maken van elkaars kennis en op termijn de efficiëntie te vergroten.
Navelstrengprolaps
Een navelstrengprolaps (uitgezakte navelstreng) kan een groot risico vormen voor het ongeboren kind. Het is van groot belang om te voorkomen dat dit gebeurt, en als het onverhoopt toch gebeurt, dient er onmiddellijk adequate actie ondernomen te worden. Er zijn twee modules over het risico op een navelstrengprolaps door ingrepen die vaak worden toegepast bij de inleiding van de bevalling: inbrengen van een ‘Foley’ katheter en kunstmatig breken van de vliezen. Bij beide ingrepen lijkt het risico op uitzakken van de navelstreng laag te zijn, mits rekening wordt gehouden met risicofactoren, zoals een ongewone stand van het ‘voorliggend deel’ (meestal het hoofdje van de baby).
De derde module gaat over het klinisch beleid bij een uitgezakte navelstreng. Zodra dit geconstateerd wordt, dient de baby zo snel mogelijk geboren te worden, meestal door middel van een keizersnede. Intussen wordt de moeder aangeraden om knie-ellebooghouding aan te nemen of wordt het voorliggend deel omhoog gedrukt, met de hand of door de blaas met een katheter te vullen.
Dreigende vroeggeboorte
Bij vrouwen die een geplande keizersnede ondergaan voor 39 weken zwangerschapsduur worden aanbevelingen gegeven voor het al dan niet preventief toedienen van corticosteroiden om de longrijping van de baby te bevorderen. De aanbevelingen verschillen per periode: voor de zwangerschapsduur 34-35 weken wordt aanbevolen om het gebruik van corticosteroiden te overwegen, voor de zwangerschapsduur 35-37 weken om de afweging te bespreken met de zwangere vrouw en gezamenlijk een besluit te nemen. Vanaf 37 weken zwangerschapsduur wordt routinetoediening niet aanbevolen. Een tweede kuur corticosteroiden, als in de periode tussen 34 en 39 weken zwangerschapsduur de geplande keizersnede wordt uitgesteld, wordt niet aanbevolen.
Basis prenatale zorg
Hoewel er een groter risico is op zwangerschapscomplicaties bij vrouwen die zwanger zijn geworden na IVF of ICSI, is het de vraag of meer controles de gevolgen van deze complicaties kunnen voorkomen. Vrouwen die zwanger zijn geworden na IVF of ICSI kunnen hun zwangerschap heel verschillend beleven. Sommige vrouwen willen graag extra zorg voor hun ‘kostbare’ zwangerschap, terwijl andere vrouwen ‘gewoon’ zwanger willen zijn, en niet anders willen worden behandeld dan anderen. Er wordt geen speciale zorg aanbevolen, maar wel dient degene die de zwangerschap begeleidt rekening te houden met het verhoogde risico op vroeggeboorte, intra-uteriene groeivertraging, hypertensieve ziekte tijdens de zwangerschap en perinatale mortaliteit.
Electieve inductie
Hoewel bekend is dat het risico op doodgeboorte verhoogd is na IVF of ICSI, is het niet duidelijk of inleiden van de bevalling dit kan voorkomen. Daarom wordt aanbevolen om bij het advies voor inleiden van de bevalling geen onderscheid te maken in vrouwen die zwanger zijn geworden na IVF of ICSI en vrouwen die spontaan zwanger zijn geworden. De aanbeveling luidt: ‘Geef zwangere vrouwen die zwanger zijn geworden na IVF/ICSI dezelfde informatie over inductie van de bevalling na 39 weken als gebruikelijk is voor vrouwen die op natuurlijke wijze zwanger zijn geworden. De werkgroep adviseert om kwantitatieve informatie over het verhoogde risico op doodgeboorte toe te voegen aan de counseling in deze subgroep van vrouwen.’ Dit betekent dat het huidige beleid wordt voortgezet.
Samenwerking
Deze modules zijn ontwikkeld op initiatief van de Nederlandse vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) door een internationale werkgroep (VK, België, Duitsland, Nederland), begeleid door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten. Deelnemende partijen waren de KNOV, Patiëntenfederatie Nederland, RCOG (Royal College of Obstetrics and Gynaecology), VVOG (Vlaamse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie), DGGG (Deutsche Gesellschaft für Gynäkologie und Geburtshilfe).