Brief woensdag 22 april van minister De Jonge aan Tweede Kamer

In de brief aan de Tweede Kamer van woensdag 22 april gaat minister De Jonge van VWS in op de nieuwe maatregelen die het kabinet gisteren heeft afgekondigd. Hij benadrukt dat de aandacht van het kabinet allereerst uitgaat naar de mogelijkheden om het onderwijs en de kinderopvang stap voor stap weer fysiek op te starten.

Per 11 mei is het volgens het kabinet verantwoord om het primair onderwijs weer gedeeltelijk te openen. De minister verwijst naar het advies van het OMT dat aangeeft dat de gezondheidsrisico’s voor kinderen beheersbaar zijn. Het OMT, waarin ook onze medisch specialisten zitting hebben, adviseert deze voorzichtige start op basis van onderzoeken uit het buitenland en ervaring in Nederland. Kennis die in maart nog slechts voor een beperkt deel beschikbaar was.

Peter Paul van Benthem, kno-arts en voorzitter Federatie Medisch Specialisten: ‘Het is goed om te constateren dat Jaap van Dissel van het RIVM gisteren tijdens de persconferentie uitvoerig inging op de wetenschappelijke onderbouwing van het besluit van het kabinet om de basisscholen en de kinderopvang gedeeltelijk open te laten gaan. Wij staan achter het advies van het OMT en het besluit van het kabinet.’ Toen vijf weken geleden alle scholen en universiteiten werden gesloten was de situatie anders dan nu. De groei van het aantal patiënten leek niet te stoppen terwijl nu de curve naar beneden lijkt af te buigen. Ook hadden we weken geleden niet gehoord van de anderhalve meter-samenleving. De premier benadrukte tijdens de persconferentie de noodzaak van de verlichting van de druk op de zorg en de beschikbaarheid van de non-COVID zorg. Van Benthem: ‘We zijn met man en macht een crisis aan het managen met vaak duivelse dilemma’s. Ik ben trots op onze medisch specialisten die samen met andere zorgverleners onverminderd door blijven werken om deze crisis het hoofd te bieden en om de reguliere zorg weer gefaseerd op te starten.’

Opschalen reguliere zorg

Minister De Jonge van VWS benadrukt in de brief aan de Tweede Kamer dat het opschalen van de reguliere zorg de komende tijd een grote inspanning van de zorgverleners vergt. Hij geeft aan dat de focus in eerste instantie zal liggen op de meest urgente planbare ziekenhuiszorg. De NZa heeft de opdracht van het ministerie van VWS gekregen om de opschaling van de reguliere zorg te coördineren. Hierover heeft de Federatie Medisch Specialisten met de NZa en andere zorgpartijen afspraken gemaakt.

Om de urgentie van de zorgvragen te bepalen, heeft het Landelijk Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding (LCPS) een lijst met diagnoses opgesteld. Deze lijst is vervolgens door de wetenschappelijke verenigingen voorzien van een zogeheten ‘urgentie indicatie’. De minister geeft in de brief aan deze lijst ook te gebruiken om, waar nodig, actie te ondernemen als blijkt dat mensen in regio’s die relatief zwaar getroffen zijn door het coronavirus langer moeten wachten op passende zorg dan mensen in minder zwaar getroffen regio’s. De minister benadrukt dat de regio leidend is in de concrete opschaling van zorg.

Om ervoor te zorgen dat tijdens de opschaling van de urgente reguliere zorg voldoende COVID-19 capaciteit beschikbaar is, moet volgens de minister een bandbreedte van noodzakelijk beschikbare IC-capaciteit voor het komende half jaar worden vastgesteld. De minister gaat hierover met de Federatie in gesprek. Ook V&VN, NFU, NVZ en LNAZ worden hierbij betrokken.

Lees verder in de Kamerbrief over onder andere beschikbaarheid persoonlijke beschermingsmiddelen en geneesmiddelen, testen en traceren, onderzoek en digitale oplossingen. Lees ook het nieuwsbericht van 14 maart.