‘Als ik iets aanpak, moet er ook iets van gemaakt worden’

PORTRET VAN EEN OPLEIDER

Longarts Jos Stigt uit het Isala in Zwolle had niet zoveel met opleiden. Totdat hij na twintig jaar praktijkervaring merkte hoeveel invloed zijn gedrag had op de sfeer in de vakgroep. Dat inzicht motiveerde hem om zelf de handen uit de mouwen te steken. In de afgelopen zeven jaar heeft hij als opleider veel positieve veranderingen bewerkstelligd. 

Jos Stigt

Wie was jouw rolmodel?  
‘Mijn eigen opleider in de jaren ’90. Een man met veel aanzien en een pater familias: je voelde je onderdeel van een familie die je altijd steunde. Wel kon hij soms behoorlijk uit zijn slof schieten. Dat driftige had ik vroeger ook, maar ik wilde ervan af. Je ondervindt er namelijk vooral zelf veel nadeel van: het is slecht voor de sfeer en één uitbarsting schaadt je reputatie jarenlang.’ 

Waarom wilde je opleider worden?
‘Na toepassing van de tips en trucs van een coach merkte ik hoe lonend het is om je gedrag soms aan te passen. Zo kenmerkte ons ochtendrapport zich door scherpe woordenwisselingen en elkaar vliegen afvangen. Door die aanvallende sfeer om te buigen naar positieve feedback en echt te luisteren naar elkaar, ontstond een prettiger sfeer en betere samenwerking. Dat smaakte naar meer. Toen de vorige opleider wilde stoppen, wilde ik het wel overnemen. Aanvankelijk vond niet iedereen mij direct de meest geschikte kandidaat, maar uiteindelijk bood de vakgroep mij toch de gelegenheid. En mijn collega’s weten: als ik iets aanpak, moet er ook iets van gemaakt worden.’ 

‘Directe supervisie kost tijd, maar aios hebben er wel een snellere leercurve door’ 

Wat is je doel om te bereiken als opleider? 
‘Mijn belangrijkste taak vind ik structuur aanbrengen in de opleiding opdat aios, maar ook anios en coassistenten, hun opleidingsmomenten maximaal kunnen benutten. Iedere aios volgt een individueel vooraf vastgesteld programma. Collega’s uit de vakgroep maken ruimte vrij in hun rooster voor begeleiding: met eerst directe, en daarna indirecte supervisie. Verder merkten we dat aios in de nachtdiensten weinig variatie zagen. Daarom hebben we met verschillende vakgroepen een house officer poule van zo’n tien anios opgericht. Zij nemen de avond-/nachtdiensten over, zodat aios overdag meer op de werkvloer zijn en relevante ervaring kunnen opdoen.’ 

Is het moeilijk om opleider te zijn en je klinische taken te vervullen? 
‘Ik krijg vaak de vraag of die directe supervisie niet veel tijd kost. Ik zie het als een vliegwiel: dankzij de intensieve begeleiding aan de start maken aios een snellere leercurve door dan met een ‘vallen en opstaan’-benadering. Ze passen feedback meteen toe en daardoor groeit hun zelfvertrouwen en vaardigheid.’ 

Wat zijn de drie belangrijkste skills van een opleider?  
‘Verantwoordelijkheid uit handen durven geven vanuit vertrouwen, inlevingsvermogen in iemand die nog niet alles kan of durft en dienstbaarheid om alles in het werk te stellen om goede longartsen op te leiden. Ik heb veel bereikt, maar er is ook nog genoeg te doen.’ 

Als je één ding in de opleiding mocht veranderen, wat zou dat dan zijn? 
‘Het standaard toevoegen van een niet-medische coach aan het opleidingsteam. Communicatie met patiënten en collega’s, maar ook samenwerking en professionalisme zijn net zo belangrijk als medische competenties. De afgelopen jaren hebben we via projecten coaching kunnen aanbieden. Dat gaf een olievlek-effect: de hele opleidingsgroep had er baat bij. Bovendien zien aios de coach ook als aanspreekpunt voor conflictbeheersing, vragen over de balans tussen werk en privé of kwesties over motivatie. Hoe aardig je ook bent als opleider: dat soort zaken bespreken aios nu eenmaal liever met iemand die buiten de opleidersgroep staat.’ 

Waar maak jij je het meest druk om? 
‘Ik maak me er druk over dat er nog geen structurele vergoeding is voor coaching in de opleiding tot longarts. Daarnaast zou ik graag meer anios naar Zwolle krijgen. Enerzijds om in de house officer poule mee te draaien, maar ook om hen de kans te bieden om op verschillende klinische afdelingen te werken. Daarom zou ik een oriënterend anios-schap willen inrichten met een tweejarig contract en een goed programma. Daar werk ik nu aan met verschillende vakgroepen binnen het Isala.’ 

Tot slot: wat vond je het leukst toen je zelf in opleiding was? 
‘De vrijheid om te oefenen met nieuwe technieken en te voelen dat je groeit in zelfstandigheid. Naar dat laatste vraag ik ook altijd in voortgangsgesprekken, want het is een prettig besef om te merken dat je ergens een autoriteit in wordt.’ 

tekst: Naomi van Esschoten

Lees ook de andere interviews uit de serie