Nieuwe richtlijn ICD/Pacemaker voor hartpatiënten in de laatste levensfase

Op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie is een nieuwe richtlijn “ICD/pacemaker in de laatste levensfase” voor zorgprofessionals opgesteld. Deze richtlijn geeft duidelijkheid voor de betrokken zorgprofessionals over het beleid bij terminale patiënten met een ICD (een implanteerbare defibrillator) of pacemaker. De richtlijn bewerkstelligt ook tijdige communicatie tussen professionals en patiënt over de mogelijkheid en wenselijkheid van het uitschakelen van de ICD of pacemaker. In Nederland zijn 80.000 pacemaker patiënten en 30.000 patiënten met een ICD (Implantable Cardioverter Defibrillator).

De belangrijkste punten die de richtlijn aan de orde stelt zijn:

  • deactivatie (uitschakelen) van ICD’s voorkomt ongewenste shocks en onnodig lijden bij patiënten in de terminale levensfase
  • deactivatie van pacemakers is in het algemeen niet nodig en niet wenselijk
  • bespreking met de patiënt van de mogelijkheid van deactivatie moet al in een vroeg stadium.

ICD’s worden geïmplanteerd bij patiënten die een verhoogde kans hebben op ernstige hartritmestoornissen. Als deze zich voordoen geeft de ICD één of meerdere shocks af die vaak als pijnlijk worden ervaren. In de laatste fase van het leven is het afgeven van shocks vaak niet meer gewenst. Naar schatting 10% van de ICD patiënten krijgt in deze laatste levensfase desondanks toch nog shocks die het stervensproces verstoren. De directe verzorgers kunnen dit niet stoppen, omdat daar speciale apparatuur voor nodig is die alleen in het ziekenhuis aanwezig is. Met de nieuwe richtlijn is er duidelijkheid over het beleid wanneer de shockfunctie moet worden uitgeschakeld, voordat patiënten in de laatste levensfase komen.

Pacemakers zijn apparaten die zorgen dat het hartritme steeds boven een bepaald geprogrammeerd minimum blijft. Ze kunnen geen shocks afgeven en veroorzaken in de terminale fase geen ongewenste verstoring. Deactivatie van pacemakers brengt het risico met zich mee dat de patiënt op onaangename wijze overlijdt als de patiënt op dat moment een te laag hartritme heeft. Geadviseerd wordt dan ook om pacemakers niet uit te schakelen.

Goede voorlichting door zorgprofessionals aan patiënten vanaf moment van implantatie van ICD/pacemaker tot aan de laatste levensfase is van groot belang. De richtlijn adviseert dat ICD deactivatie al plaatsvindt als de patiënt nog mobiel is, zodat in de terminale fase de patiënt niet bang hoeft te zijn voor ongewenste shocks.

Deze richtlijn is tot stand gekomen dankzij de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS) en in samenwerking met andere wetenschappelijke verenigingen, Kennisinstituut van Medisch Specialisten (KiMS) en de KNMG.

Lees meer op de Richtlijnendatabase.nl.