'Bij opleidingsgeschillen vraag ik me vaak af: Hoe heeft het zover kunnen komen?'
DE DIALOOG
Wat zijn de ingrediënten voor een veilig opleidingsklimaat? En hoe waarborg je het veilige opleidingsklimaat wanneer er sprake is van een opleidingsgeschil? Suzanne Geerlings, internist-infectioloog en voorzitter van de Centrale Opleidings Commissie (COC) van het Amsterdam UMC en Madelon Minneboo, aios cardiologie en voorzitter van de arts-assistentenraad Amsterdam UMC, gingen met elkaar in gesprek.
Minneboo: ‘Een omgeving waar ruimte is om te leren – waar je dus fouten mag maken en vragen durft te stellen zonder veroordeeld te worden. Dat versta ik onder een veilig opleidingsklimaat. Een betrokken opleider is daarin ontzettend belangrijk.’
Geerlings: ‘Voor mij hangt het samen met de discussie rondom vitaliteit. Je kunt heel hard werken, zolang je het in een groep doet waarin je je thuis en prettig voelt dus dat je op je werk in je element bent. Maar ik vind ook zeker dat je de ruimte moet krijgen om te leren, en dat dingen niet altijd goed hoeven te gaan. Sterker nog: dat stopt niet als je klaar bent met de opleiding. Kijk naar een medisch specialist die voor de allereerste keer achterwacht heeft, dat is ontzettend spannend. En zelfs met jarenlange ervaring kom je nog voor verrassingen te staan zo had ik als infectioloog nog nooit apenpokken gezien. Ik zie het dus als een continuüm: tijdens je gehele carrière is het belangrijk om je kwetsbaar op te stellen en het te erkennen als dingen verkeerd gaan. Opleiders en medisch specialisten hebben daarin ook een voorbeeldfunctie. Wanneer zij laten zien dat je je kwetsbaar kunt opstellen, zullen aios dat op hun beurt ook veel eerder doen.’
Minneboo: ‘Wat ik daarnaast belangrijk vind, is dat er tijdens een beoordeling naar het grotere geheel wordt gekeken. Natuurlijk moet het werk goed worden uitgevoerd, maar soms spelen er andere zaken mee. Een ziek familielid, een verhuizing, een zwangerschap… je presteert dan anders dan iemand die alles op orde heeft. Die context is belangrijk en draagt mijns inziens bij aan een veilig opleidingsklimaat. Het zorgt er namelijk voor dat je elkaar minder snel uit het oog verliest of op een geschil stuit.’
Geerlings: ‘Krijg jij als voorzitter van de arts-assistentenraad weleens te maken met opleidingsgeschillen tussen aios en opleiders?’
Minneboo: ‘Ik heb het idee dat geschillen bij ons niet zozeer inhoudelijk zijn, maar de wat bredere thema’s beslaan. Denk aan de hoeveelheid werkuren, verlof en onderwijs. Zo vindt dat laatste geregeld ’s avonds plaats, terwijl steeds meer aios die avonduren als privétijd zien. En onlangs wilde iemand zorgverlof: vroeger nam je daar vakantiedagen voor op, tegenwoordig is dat anders. Aios gaan veel meer op hun strepen staan en ik merk dat opleiders een beetje twijfelen over hoe ze daarmee om moeten gaan – al weet ik niet of je dat echt een geschil kunt noemen. Feit is wel dat die zaken óók belangrijk zijn voor aios als het gaat om een veilig opleidingsklimaat, dat ze daarover kunnen praten met hun opleider. Hoe kijk jij daarnaar als COC-voorzitter?’
Geerlings: ‘Zulke vragen komen soms bij de COC terecht, maar dat zijn – nog – geen geschillen. Kijk je naar de geschillen waar de COC mee te maken krijgt, dan gaat het meestal om het functioneren van een aios. Dus dat een opleider een aios niet geschikt vindt voor de opleiding, terwijl de aios daar anders over denkt.’
Minneboo: ‘Hoe garandeer je een veilig opleidingsklimaat als er sprake is van zo’n geschil?’
Geerlings: ‘Hoor- en wederhoor is ontzettend belangrijk, dus we praten met zowel de opleider als de aios. Daarnaast kijken we of alles procedureel is vastgelegd en het bijvoorbeeld niet om een persoonlijke vete gaat, of dat de aios misschien beter gedijt in een ander ziekenhuis. Je kunt immers óók anders gaan functioneren als je je onveilig voelt – omdat je misschien een vervelende interactie hebt gehad met een staflid en je daardoor je werk niet goed meer kunt uitvoeren. Natuurlijk bestaat er een mogelijkheid dat de aios écht niet geschikt is, daar moeten we eerlijk in zijn. Maar ik pleit in eerste instantie altijd voor een nieuwe kans in een ander ziekenhuis.’
Minneboo: ‘Het is heel moeilijk om te laten zien dat je bent veranderd. Soms gaan er aan een geschil wel weken of soms wel maanden of jaren aan vooraf en kan er al een stempel op iemand zijn gedrukt van disfunctioneren. Ik geloof inderdaad dat in zo’n geval een ander ziekenhuis een goede oplossing kan zijn, zodat je met een schone lei kunt beginnen. Het onbevooroordeelde is op zo’n nieuwe plek dan wel heel belangrijk. Dat een opleider in de nieuwe opleidingsinstelling een open blik heeft en voldoende beschikbaar is, zodat een aios tijdig het gesprek kan aangaan.’
Geerlings: ‘Plus dat die nieuwe opleider ook zélf open gesprekken inplant om te vragen hoe het gaat, en niet wacht tot de aios komt.’
Minneboo: ‘Als we het over een veilig opleidingsklimaat hebben, dan denk ik dat er ook nog stappen gemaakt kunnen worden in de communicatie tussen opleider en aios en het toepassen van soft skills. Oké, iemand functioneert niet, maar hoe maak je dat bespreekbaar? Dat wordt nog vaak als moeilijk ervaren. Het gevolg is dat onderstromen steeds groter worden en op een bepaald moment de bom barst – terwijl het niet zover had hoeven komen als je met elkaar in gesprek was gebleven. Het gaat er dan ook om hóe je het brengt. Persoonlijk denk ik dat iemand die ongeschikt is op den duur ongelukkig wordt. Steek je het als opleider op die manier in en help je de aios om wél de juiste richting te kiezen, dan is dat een hele andere benadering dan het zomaar dichtgooien van de deur.’
Geerlings: ‘Het is best ingewikkeld soms. Als opleider heb je een soort dubbelrol. Aan de ene kant fungeer je als coach, zeker als een aios zich kwetsbaar opstelt. Anderzijds ben je oordelend: als iemand na een paar maanden iets nog steeds niet kan, moet een stage minstens worden verlengd en is diegene in het ergste geval niet geschikt. Ik kan me voorstellen dat het voor een aios dus best lastig is om zich kwetsbaar op te stellen. Wanneer het in dit soort situaties stroef loopt, kun je het nog oplossen door een mentor in te schakelen. Maar in the end voert de opleider de voortgangsgesprekken. En dat is leuk als het goed gaat, maar uitdagender als dat niet zo is.’
Minneboo: ‘Wat zou jij aios hierin willen meegeven?’
Geerlings: ‘Als COC-voorzitter zie ik vaak het einde van een traject en denk ik soms: hoe heeft het zover kunnen komen? Ik vind het heel verdrietig dat mensen al zolang ergens mee worstelen. Daarom wil ik toch het belang van preventie noemen en aios en opleiders meegeven om te proberen het gesprek eerder aan te gaan. Vaak denken ze dat een probleem vanzelf over gaat, maar doorgaans wordt het juist alleen maar groter. Loop er dus niet voor weg, maar praat het uit. En wat zou jouw advies zijn aan de COC, vanuit het perspectief van de aios?’
Minneboo: ‘Ik geloof wel in het Teach the Teacher-programma, waarin opleiders gesprekstechnieken en hun soft skills verder ontwikkelen. En ik denk dat het goed is dat de COC blijft benadrukken hoe belangrijk het open gesprek tussen opleider en aios is. Hoe eerder je immers met elkaar in gesprek kunt, hoe beperkter het geschil blijft – en het misschien niet eens tot een geschil komt. Daarnaast denk ik dat het ook bijdraagt in de communicatie ná een geschil – dat je op goede voet met elkaar verder kunt als een probleem is opgelost. Ik denk echt dat je er dan beter uitkomt.’
Geerlings: ‘Zo’n geschil kan natuurlijk twee uitkomsten hebben. Het ene uiterste is dat het conflict helaas niet bemiddelbaar is. Dan gaat het door naar de RGS en houdt onze rol op. Maar het is natuurlijk fantastisch als een bemiddeling van de COC wél slaagt. Zo kregen mijn secretaris en ik afgelopen kerst nog een cadeautje van een aios nadat iets op een goede manier was geëindigd. Zo’n goede uitkomst, daar doe je het natuurlijk voor.’