Interventieradioloog Warner Prevoo: ‘Uitkomstinformatie kan het gesprek met patiënten zoveel rijker maken’
Dit artikel is onderdeel van het dossier Uitkomstgerichte zorg in het magazine Medisch Specialist.
Warner Prevoo werkte als interventieradioloog in het Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis toen hij zelf kanker kreeg, vrijwel tegelijk met zijn vader. Over die ervaring als patiënt en als naaste schreef hij het boek Echte dokters huilen ook. Hij pleit nu voor betere gesprekken, meer samen beslissen en bruikbare uitkomstinformatie.
Wat heeft de ervaring als patiënt jou geleerd?
‘Dat wij dokters nooit kunnen weten wat er precies in een patiënt omgaat. Dat kan ook niet in de korte tijd dat wij ze zien. Ik ben gemaakte empathie moeilijk gaan vinden. Misschien dat een reguliere patiënt dat niet echt merkt. Als de arts van nature niet empathisch is, dan moet-ie de relatie misschien maar vooral zakelijk houden. Waarbij je als arts wel de tijd moet hebben zodat de patiënt volledig op de hoogte is over de diagnose en behandeling.’
Heb je die tijd wel?
‘Natuurlijk ervaar je vaak te weinig tijd om een patiënt echt ruimte te geven. Het is allemaal soms net genoeg voor een diagnose en behandelplan, maar nauwelijks voor emoties. Een slechtnieuwsgesprek in tien minuten is niet te doen.’
Hoe zou uitkomstinformatie daaraan iets kunnen veranderen?
‘Uitkomstinformatie levert aanknopingspunten om de zorg en ook het arts-patiëntcontact te verbeteren. Zo kun je weten hoeveel procent van de patiënten echt tevreden is met een behandeling, of wat er verbeterd moet worden.’
Dat getal ken je straks. En dan?
‘De crux is natuurlijk communicatie, altijd weer. Dat is ook de kern van ‘samen beslissen’. De patiënt moeten we meer als de klant gaan zien die om maatwerk vraagt. Het is voor ons belangrijk om te herkennen wat voor soort patiënt we voor ons hebben en wat voor “zorg” hij of zij nodig heeft. Sommige patiënten zijn als een hondje dat op de rug gaat liggen: ‘bepaalt u het maar, dokter’. Maar we krijgen ook patiënten die het halve internet hebben afgestruind, die een bevriende arts meenemen naar het gesprek en die precies weten wat ze willen. Zo is ieder gesprek anders. Uitkomstinformatie kan ons daarbij helpen. Misschien is de oncologie, met soms maar één behandeloptie, niet eens het beste voorbeeld. Maar zeker met diabetici of patiënten met hoge bloeddruk kun je goed praten over de voors en tegens van behandelingen, de bijwerkingen, de leefregels.’
Gebeurt dat dan niet vanzelfsprekend?
‘De medische uitkomsten bespreek je altijd. In de oncologie bijvoorbeeld de overlevingskans. Maar goede uitkomstinformatie gaat ook over consequenties voor het sociale leven van een patiënt, diens werk, mobiliteit, voor mijn part zelfs seksualiteit. Kortom: wat er gebeurt in het bestaan van de patiënt. Dat weten we nu niet altijd.’
Dus het gaat vooral om zachte uitkomsten?
‘Nee, ik vind dat we ook bij de puur medische informatie nog winst boeken. Ik denk dat DICA (Dutch Institute for Clinical Auditing) daarbij belangrijk is. Die organisatie bestaat nog niet zo lang en doet nu bij steeds meer aandoeningen heel specifieke medical audits. Zo wordt per kliniek geregistreerd wat bij een bepaalde behandeling de uitkomsten zijn, en daar kunnen we veel van leren.’
Ervaarde u zelf als patiënt te weinig uitkomstgerichtheid van uw arts?
‘Ik had vooral veel moeite met de bejegening gedurende een bepaalde ingreep. Dat heb ik tegen de hierbij betrokken arts, met wie ik een goede band had, later ook gezegd. Hij was blij met die feedback, maar ik moest wel zélf het initiatief nemen. Want vragen naar de ervaring van de patiënt, dat deden ze eigenlijk niet. Ik snapte daar niks van. De allerbeste reden om na te vragen hoe een behandeling verlopen is, hoe de patiënt die heeft ervaren en hoe het nu gaat? Dat is dat het heel fijn is voor die patiënt. Bovendien bouw je er ook je eigen uitkomstinformatie mee op.’
De patiënt meer naar zijn beleving vragen, is dat ook de belangrijkste les van uw boek?
‘Een bevriende collega vertelde me nadat ze het boek had gelezen: “Ik ben mijn poli anders gaan doen.” Haar eerste vraag is nog steeds hoe het met iemand gaat, maar de tweede vraag is nu: ‘En wat kan ik voor u doen?’ Daarmee legt ze het initiatief ongeforceerd bij de patiënt.’
Dat is één individuele les...
‘Veel van ons houden niet zo van verandering, sommigen zijn zelfs allergisch voor beleidsmakers die hen zeggen wat te doen. Want “Ik doe het al jaren zo en heb nooit klachten ontvangen.”
Dat is mooi, maar is je werkwijze ooit geëvalueerd? Misschien dat de patiënten het anders hebben ervaren. Over evalueren, motiveren en overtuigen zijn boeken volgeschreven, en die hebben dat niet veranderd. Mijn advies is daarom ook: begin bij de opleidingen, bij de geneeskundestudenten en jonge dokters. Zij staan nog echt open voor een nieuwe benadering van de arts-patiëntrelatie.’
En dat overtuigen en motiveren?
‘Wij dokters moeten eerst het vertrouwen krijgen dat iets werkt, dat we ons geen zorgen hoeven te maken over de financiën, dat we betrokken worden bij de ontwikkeling, het opzetten en de uitvoering. En dat we niet veel tijd hoeven te steken in registreren…’
En dan pas komt de motivatie voor samen beslissen?
‘We praten al heel veel over de omgang met patiënten. Vergeet niet, uitzonderingen daargelaten zijn dokters tegenwoordig allang niet meer zo arrogant, afstandelijk en onaardig als men vroeger vond. De motivatie zal voortkomen uit goede uitkomstinformatie die ons helpt de zorg en het patiëntencontact te verbeteren, en dus ook bij “samen beslissen” helpt.’
In dit landelijke programma werkt de Federatie Medisch Specialisten samen met het ministerie van VWS en de koepels van patiëntenorganisaties, verpleegkundigen, ziekenhuizen en zorgverzekeraars. Naast inzicht in uitkomsten wordt gewerkt aan de thema’s: meer samen beslissen, anders organiseren en inkopen, goede ict-ondersteuning en toegankelijkheid en leren en veranderen. Lees meer
Download dit artikel en het dossier als pdf
Lees meer artikelen uit het magazine