Pleidooi van Casper Tax, aios heelkunde en vicevoorzitter van De Jonge Specialist: 'Alleen sámen kunnen we jonge medisch specialisten een eerlijker start bieden'
Casper Tax, aios heelkunde en vicevoorzitter van De Jonge Specialist, krijgt veel verontrustende signalen van startende medisch specialisten die maar niet aan een vaste baan komen, met ingrijpende persoonlijke gevolgen. Aios kijken naar hun toekomst, en daarom pakt Caspar als hun belangenbehartiger de handschoen op in dit pleidooi. Hij schetst een oplossingsrichting die zowel de gevestigde als de startende medisch specialist perspectief biedt.
‘Ik hoor wel eens: “Vroeger was het ook echt niet makkelijk om een vaste aanstelling te krijgen.” Ik wil die herinnering allerminst bagatelliseren, maar het aantal startende medisch specialisten dat drie jaar na de opleiding nog steeds geen vast contract heeft, loopt nu al jaren op, inmiddels tot ongekende hoogte. Evenals de werkloosheid, uitstroom naar het buitenland en uitstroom naar niet-medische beroepen. Dat geldt voor cardiologie, gynaecologie, heelkunde, interne, kno, mdl, orthopedie, radiologie en urologie, en ik vrees ook voor andere specialismen. En het tij is nog lang niet gekeerd, want tijdelijke contracten nemen toe in duur en aantal, en er zijn steeds meer startende medisch specialisten die zelfs na vijf jaar nog geen vast contract hebben. Vijf jaar! Dat deze signalen maar zo spaarzaam naar buiten komen? Dat komt doordat niemand zijn eigen ruiten wil ingooien; voor die ene ‘klager’ heb je immers zo tien anderen.
‘Zonder contract komen starters moeizaam in aanmerking voor koophuizen, en met een jong gezin en werkende partner zitten ze al snel in een spagaat, omdat ze voor die ene vacature wel moeten verhuizen naar de andere kant van het land,terwijl hun partner in de omgeving een carrière heeft. Daarnaast worden er contracten afgesloten waarbij beginnende medisch specialisten niet het volledige takenpakket uitvoeren van een gevestigd medisch specialist. Hiermee lopen ze het risico te weinig ervaring op te bouwen. Zo creëren we zogenaamde B-specialisten, met nóg lagere kansen op de arbeidsmarkt. Je zou dit al met al kunnen zien als misplaatst vrijwilligerswerk.
‘Daar zou je tegenin kunnen brengen: “Maar de goeden komen er wel!” Die rationalisatie impliceert dat er ook minder goede en zelfs ongeschikte medisch specialisten zouden zijn. Vreemd toch, na een lange opleiding die expliciet tot doel heeft een op maat samengestelde beroepsgroep af te leveren die aan alle competenties en vaardigheden voldoet. De drempel zou bij toetreding tot die opleiding moeten liggen, en binnen de opleiding zelf, maar zeker niet ná de opleiding. Dan heb je als jonge specialist immers bewezen klaar te zijn voor de eerste stap in een wederkerige omgeving.
‘Medisch Specialisten zijn welwillend, dat merk ik als ik met hen praat. Maar wat ik ook zie is dat ze veelal gaandeweg hun positie opbouwen. Daar horen nevenfuncties in commissies, projectgroepen, onderzoeksgroepen en dergelijke vrijwel altijd bij, met een groeiend aantal overuren tot gevolg, die niet altijd worden vergoed. Zelden praten we over nevenfuncties “in plaats van” klinische werkzaamheden, evenmin over de afbouw van taken als specialisten richting hun pensioen gaan. Ik begrijp dat best, je staat natuurlijk niet te popelen om iets van je verworvenheden en kapitaalopbouw in te leveren, zelfs niet als je daarmee startende specialisten een duwtje in de rug kunt geven. Maar wrang is dat wel voor de starter. Startende medisch specialisten die dat felbegeerde vaste contract wel kunnen bemachtigen, kijken minder snel solidair achterom, zij richten zich het liefst op hun toekomst. Daarmee creëren we zelf dus ook geen solide belangenbehartiging.
‘Het klinkt al met al mooier dan het is: “In solidariteit ligt de oplossing.” Toegegeven, soms werkt het ook. Zoals bij de traumachirurgen en urologen, die hebben afgesproken om uren in te leveren ten faveure van startende vakgenoten. Dat toont hun goede wil en empathie. Ook ten gunste van henzelf overigens, want we weten dat de gemiddelde levensverwachting van chirurgen die hun pensioen halen 80 jaar is. Terwijl dit op gemiddeld 87,4 jaar ligt voor alle hoogopgeleide Nederlandse mannen. Een verschil van 7,4 jaar! Zolang we accepteren dat de werklast per medisch specialist groter blijft dan 1 fte, accepteren we niet alleen de groeiende werkloosheid en het aantal tijdelijke contracten onder startende medisch specialisten, maar nemen we ook gezondheidsrisico’s voor lief. Traumachirurgen en urologen hebben dat goed gezien.
‘Toch schuilt in deze vorm van solidariteit ook het risico dat we onszelf als beroepsgroep steeds verder in de nesten werken. We zitten tenslotte in de knellende houdgreep van enerzijds een gereguleerde marktwerking en een Hoofdlijnenakkoord waarin nul procent groei is afgesproken, en anderzijds de vergrijzing die leidt tot meer zorgvraag en een toenemende complexiteit van medische zorg. We kunnen alleen aan deze druk ontkomen door het aantal medisch specialisten in absolute termen te laten groeien. Maar meer specialisten opleiden en meer complexe zorg leveren, kan op dit moment alleen binnen de kaders van het Hoofdlijnenakkoord. Oftewel: de absolute kosten moeten gelijk blijven. Bij meer eerlijke en vaste contracten van startende medisch specialisten betekent dit automatisch een steeds groter beroep op de solidariteit van de overige medisch specialisten. En natuurlijk kunnen we ook met efficiëntere zorg een winstmarge creëren of bezuinigen. Los van het feit dat deze aanpak tot pijnlijke dilemma’s kan leiden, is het maar de vraag of je met het gespaarde geld meer starters vast kunt aannemen. Ziekenhuizen concurreren immers om steeds efficiënter te werken, zonder dat de winstmarge hieruit op de lange termijn voor hen behouden blijft. Als zorginstellingen met succes efficiënter gaan werken, zal de zorgverzekeraar vervolgens het budget verlagen. Het zorgsysteem streeft in deze race ieder jaar opnieuw naar optimale kostenefficiëntie. Met de specialist als de formule-1-coureur die op een nat parcours zoekt naar de ideale snelheid, zonder onderstuur en overstuur. Hij weet daarbij dat een podiumplek géén beloning of betere startpositie oplevert. Een race to the bottom dus, waar de zorg niet wijzer van wordt.
‘En dat terwijl medisch specialisten helemaal niet willen racen, maar gecontroleerd willen sturen op kwaliteit en patiëntenzorg. In de wetenschap dat dat het beste lukt met gemotiveerde collega’s, inclusief degenen die aan het begin van hun loopbaan staan.
Mijn oproep: laten we als beroepsgroep, dus sámen een nieuwe balans vinden. Oftewel: kritisch kijken naar de werklast en -invulling, en het begrip solidariteit opnieuw definiëren. En tegelijkertijd buiten de bekende kaders om: nadenken over duurzame alternatieven voor die race to the bottom, die we dan aan het ministerie en de zorgverzekeraars kunnen voorleggen. Daarbij zou de winst die onze groeiende efficiëntie oplevert – al is het maar deels – voortaan bij de ziekenhuizen moeten worden gelaten. Met als doel meer vaste contracten voor startende collega’s, waarbij we rekening houden met de verworvenheden en werk-privébalans van de zittende medisch specialist. Dit doel kan ons verbinden in plaats van splijten.’
Dat de nood pijnlijk hoog is, illustreren de verhalen van startende medisch specialisten op dejongespecialist.nl.
Lees meer artikelen uit het magazine