Opleiden over grenzen tijdens de COVID-crisis
Interprofessioneel opleiden draagt sterk bij aan het leveren van de juiste zorg op de juiste plek, een belangrijk thema van de Federatie Medisch Specialisten. Werken en leren over grenzen heen om samen optimale patiëntenzorg te kunnen bieden. Precies dát was de dagelijkse gang van zaken op de top van de COVID-crisis. Specialisten uit alle hoeken van het ziekenhuis werkten samen aan de beste zorg voor COVID-patiënten. Hoe was dat en hoe houden we die samenwerking vast?
‘Het voelde als een blinddate. We zijn met artsen en verpleegkundigen van allerlei afdelingen bij elkaar gezet op de COVID-cohortafdelingen en de IC, met de boodschap: pak de zorg voor deze patiënten samen op. Alles wat nodig was voor het inrichten van afdelingen moest in twee weken gebeuren. Samen de handen uit de mouwen’, zegt Karen Keijsers, plaatsvervangend opleider geriatrie in het Jeroen Bosch Ziekenhuis (JBZ) en lid van de projectgroep Interprofessioneel Opleiden vanuit het project Opleiden 2025 van de Federatie. ‘Wat hebben wij en onze aios veel geleerd van de COVID-crisis. En wat verliep de samenwerking tussen al die verschillende specialismen soepel. Deze blinddate is zo goed bevallen, dat we er een blijvende relatie van willen maken.’
Onwennig
Ook Geneviève Ector, aios interne geneeskunde en lid van dezelfde projectgroep, kijkt terug op zes weken van verbroedering tussen specialismen. ‘Ik zat volop in de afronding van mijn promotieonderzoek en zou pas in januari weer naar de kliniek gaan om mijn opleiding voort te zetten. Net als veel anderen besloot ik dat ik meer kon betekenen in de COVID-zorg. Direct na mijn aanmelding kon ik aan de slag in het Radboudumc. Voor mij een nieuw ziekenhuis, dus ik moest wel even mijn weg vinden in de lokale systemen en werkwijzen. Dat gold trouwens voor de meeste mensen. Het voelde voor iedereen onwennig. Zelfs voor het vaste personeel, omdat er bijvoorbeeld ineens andere looproutes waren.’
Niet ingewikkeld
Het verplaatsen van zorgprofessionals van de ene afdeling naar de andere was een flinke operatie, vertelt Mirjam Heinsbroek, opleidingsadviseur in het JBZ. ‘Op het hoogtepunt deden honderdvijftig mensen per dag mee aan de bootcamp die we in een mum van tijd hadden ontwikkeld: een korte training over alle belangrijke facetten om te kunnen meewerken in de COVID-zorg. Rangen en standen verdwenen. Werken op de spoedeisende hulp was voor een dermatoloog net zo spannend als ondersteunen op de IC voor een IC-verpleegkundige die al tien jaar uit het vak was: iedereen had behoefte aan informatie om het werk zo goed mogelijk te kunnen doen. De COVID-tijd heeft ons getoond dat interprofessioneel werken en leren helemaal niet zo ingewikkeld hoeft te zijn, als verschillende doelgroepen een generiek of overlappend leerdoel hebben. We zijn gewend om in hokjes te denken, maar dat is helemaal niet nodig.’
Meeloopstage
Ector: ‘In normale tijden heb je als aios best wel eens te maken met het spel van afschuiven en het verdedigen van vakgebieden. Bij het COVID-19 virus hadden we te maken met één alles overkoepelend probleem. Van afschuiven en verdedigen was geen sprake. Aios gynaecologie, oogheelkunde, interne, cardiothoracale chirugie, klinische geriatrie, SEH, MKA-chirurgie: iedereen werkte met elkaar samen en hielp elkaar. Een aios KNO vroeg me bijvoorbeeld hoe je de vullingsstatus van een patiënt beoordeelt. En een gynaecoloog wilde meer weten over fractionale natriumexcretie, een urineonderzoek om de oorzaak van een bepaalde nierfunctiestoornis te achterhalen. Als gynaecologen ons in consult vragen vinden ze het soms vervelend dat wij dat extra onderzoek willen doen, door het ongemak voor de patiënt en de tijd die het kost. Nu kon je precies laten zien wat de meerwaarde van dat onderzoek is. Eigenlijk was het, ondanks de ellende die COVID-19 voor veel mensen bracht, voor veel artsen een perfecte meeloopstage. Ik vond het zelf ook erg verrassend om te merken hoeveel raakvlakken mijn specialisme eigenlijk heeft met andere vakken.’
Generalistisch werk
Hein Brackel is kinderarts in het Catharina Ziekenhuis en bij de Federatie bestuurslid portefeuille opleidingen en voorzitter van het project Opleiden 2025. Samen met een collega, een klinisch geriater, coördineerde Brackel de plaatsing van specialisten en aios op de COVID-afdelingen. ‘Elke specialist of superspecialist bleek deels nog steeds ook een generalist te zijn. Dat vond ik mooi om te zien. Ik denk dat we wat zijn doorgeschoten in deelspecialisaties en je terugtrekken in één specialisme. Een patiënt wil als mens, als geheel, worden benaderd. In de COVID-crisis hebben we gezien: samenwerken voor een patiëntgroep lukt ineens heel goed als het moet. In andere situaties moet je daar eerst een projectorganisatie voor optuigen en geld voor vinden. Nu zag ik overal creativiteit en flexibiliteit. Ik heb ook het idee dat het onderlinge respect voor elkaars specialisme door deze crisissamenwerking is toegenomen.’
Doorpakken
Paetrick Netten, internist in het JBZ en voorzitter van het deelproject Opleidingsstructuur van Opleiden 2025, ziet zijn ideaalbeeld werkelijkheid worden. ‘Een netwerk van zorgprofessionals rondom de patiënt, met één zorgprofessional in de lead. Dat ambieer ik al heel lang, maar door het hokjesdenken en de financiële barrières komt het lastig van de grond. Door deze COVID-crisis heeft iedereen gezien en gevoeld hoe belangrijk een brede samenwerking tussen specialismen is. Nu moeten we doorpakken.’ Samen met Keijsers en andere JBZ-collega’s richtte Netten onlangs de Intensieve Samenwerking Afdeling op voor complexe patiënten met multiproblematiek. Internisten, geriaters, cardiologen, longartsen en ziekenhuisartsen werken daarin nauw samen en voeren samen het hoofdbehandelaarschap, afhankelijk van de klachten van de patiënt. Ook andere disciplines maken deel uit van het team, waaronder paramedici en transferverpleegkundigen. Netten: ‘De wil om te veranderen is er nu en financiële barrières spelen dit jaar minder dan anders. De NZa heeft gezegd dat in 2020 het budget van 2019 wordt gehanteerd. Dit is hét moment voor structurele samenwerkingsverbanden.’
Kansen
Ook samenwerking met zorgprofessionals buiten het ziekenhuis verdient daarbij de volle aandacht. Ector: ‘Ik zie in de interne geneeskunde veel kansen om de onderlinge samenwerking in de patiëntenzorg te verbeteren, zowel binnen als buiten de kliniek. Mijn onderzoek richt zich op het inrichten van de zorg thuis voor patiënten met een chronische vorm van leukemie. De zorg, niet alleen voor deze specifieke patiëntgroep maar voor alle patiënten die thuis zorg nodig hebben, zou sterk gebaat zijn bij meer interprofessionele samenwerking tussen clinici en professionals in de wijk. Zoals huisartsen, wijkverpleegkundigen en mensen werkzaam in het sociale domein.’
Verbinding
Op veel plekken wordt daar al ervaring mee opgedaan, al komt de interprofessionele samenwerking tussen tweede en eerste lijn niet altijd even makkelijk van de grond. Arts-microbioloog Frank van Tiel: ‘Ons faciliterende vak is in het ziekenhuis breed en goed verankerd. Naast onze diagnostische en consultatieve taken denken we als microbiologen bijvoorbeeld mee over verbouwingen en nieuwbouw, in het kader van infectiepreventie. Ook met de GGD’en hebben we al een lange samenwerkingsgeschiedenis, vanuit onze rol voor de publieke gezondheid. Lastiger is het om verbinding te krijgen met huisartsen die verder gaat dan de klinische consulten. Ik denk dat we daar in de opleiding en de praktijk stappen mee kunnen maken. Bijvoorbeeld door met verschillende clinici in opleiding, aios huisartsgeneeskunde, specialisten en huisartsen gezamenlijk grote visites te houden. Die gezamenlijkheid moeten we vasthouden. Daarover denken wij verder binnen een van de deelprojectgroepen van het project Opleiden 2025.’
Overlap
Ook binnen het ziekenhuis wordt volop nagedacht over interprofessioneel werken en leren. Heinsbroek: ‘De COVID-crisis heeft ons een enorme boost gegeven om verschillende trainingen anders te gaan insteken. De introductietraining bijvoorbeeld. Die hebben we tot nu toe apart voor verpleegkundigen en voor aios, terwijl er wel degelijk grote overlap in zit. De instructies rondom veilig werken en het elektronisch patiëntendossier zijn bijvoorbeeld voor beide doelgroepen vergelijkbaar. Als ze die gezamenlijk kunnen volgen, leren ze elkaar al een beetje kennen nog voordat ze echt aan het werk zijn. Daar zie ik veel voordelen in.’
Elkaar leren kennen
Netten ook, want de basis voor netwerkgeneeskunde en interprofessioneel opleiden zit volgens hem in elkaar leren kennen. ‘Essentieel is dat je weet wat de ander doet en elkaar laagdrempelig weet te vinden. Voor artsen die al jaren in het vak zitten, mijzelf incluis, ligt daar een grote uitdaging. Laten we de specialisten van de toekomst daarom meteen meenemen in de netwerkgedachte en de uitgangspunten van interprofessioneel werken. Zodat het voor hen de normaalste zaak van de wereld is om ook buiten hun vakgebied te kijken.’
Gezamenlijk leerdoel
Heinsbroek onderscheidt twee typen interprofessioneel leren: parallel leren en leren samenwerken. Bij parallel leren heb je verschillende groepen met hetzelfde leerdoel, zoals bij het huidige introductieprogramma voor aios en verpleegkundigen. Bij leren samenwerken staat er een gemeenschappelijk leerdoel centraal in de samenwerking rond een patiëntgroep of behandeling. ‘Ik denk dat we tot nu toe vooral hebben ingestoken op parallel leren. Nu is het tijd om een stap verder te gaan. Vergelijk het met de ontwikkeling van kinderen: eerst spelen ze vooral naast elkaar, als ze ouder worden gaan ze pas mét elkaar spelen.’
Eerste stap
Leren samenwerken is niet zomaar geregeld met een korte module samenwerken, weet Heinsbroek. ‘In de huidige opleidingen zijn de modules over samenwerking nu meestal nog parallel vormgegeven. Een eerste stap is om gezamenlijke leerdoelen te gaan stellen. En dan kijken hoe we ‘leren samenwerken in verschillen’ kunnen bevorderen: verschillen in niveau, in cultuur, in menstype. Je bent er niet met een stage bij een ander specialisme. In mijn ogen zouden we elk curriculum volledig moeten nalopen op kansen voor interprofessioneel leren. In elke fase van de opleiding kijken: welke disciplines zijn bij deze doelgroep of behandeling betrokken en kunnen we daar gezamenlijke leervragen uit filteren? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat deze disciplines vaker met elkaar in aanraking komen?’
Eyeopener
Na zes weken COVID-zorg zit Ector weer volop in haar promotieonderzoek. ‘Voor mij was het een eyeopener dat wij in het dagelijkse werk zelf die muren opwerpen tussen onze vakgebieden. Of de samenwerking blijvend is? Ik weet het niet. Als het een moetje wordt, bijvoorbeeld in de vorm van discipline-overstijgend onderwijs, dan is daar weinig animo voor. COVID-19 oversteeg alles, dit móest gewoon. Toen het wat rustiger werd zag je ook weer irritaties opkomen, bijvoorbeeld over het rooster. Dan willen de meeste mensen toch weer terug naar hun eigen afdeling, denk ik. De samenwerking blijft niet vanzelf bestaan.’
Krachten bundelen
Keijsers is het met Ector eens. ‘Het is van belang om eerst onze praktijk meer interprofessioneel te maken en daarna opleidingsmomenten te identificeren of generen. Dat betekent niet dat iedereen beslist interprofessioneel moet opleiden. Laten we niet doorslaan. Als een patiënt komt voor cataract of een hevig ingegroeide teennagel is hij of zij prima af bij één specialisme. Maar heb je te maken met een kwetsbare patiënt met meer dan één aandoening, dan weet je: dit kan ik niet alleen. Zo moet je per situatie of patiëntgroep bekijken: is deze patiënt beter af als we de krachten bundelen? Overigens geloof ik alleen in interprofessioneel leren als het er werkelijk toe doet voor de patiënt, niet als doel op zich. Er zijn projecten waarbij aios van verschillende specialismen gezamenlijk patiënten zien. Dat levert ongetwijfeld veel op, maar als stafleden die patiënten in de praktijk nooit samen zouden zien, dan leid je op voor een niet-werkelijke situatie. Dat is als leren zwemmen op het droge.’
Positieve punten vasthouden
Brackel, als voorzitter van de centrale opleidingscommissie in het Catharina Ziekenhuis: ‘We gaan expliciteren wat deze crisis voor ons als ziekenhuis en voor de vervolgopleiding heeft opgeleverd. En hoe we de positieve punten kunnen vasthouden. Nu al maken we binnen het project Opleiden 2025 gebruik van de boost die de afgelopen crisis heeft gegeven aan bijvoorbeeld online patiëntenzorg, samenwerken en dat we zaken snel kunnen aanpassen. De komende tijd gaan we verder onderzoeken hoe we opleidingen zo kunnen toerusten dat interprofessioneel samenwerken binnen en buiten de kliniek voor toekomstig specialisten meer vanzelfsprekend wordt.’