Minister informeert Kamer over verminderde beschikbaarheid IL6-remmers
Er is een wereldwijd tekort aan IL6-remmers (tocilizumab en sarilumab). Deze geneesmiddelen worden ingezet bij de behandeling van patiënten met reumatoïde artritis, maar ook voor patiënten met COVID-19 en kanker. Met de oplopende cijfers van ziekenhuisopnames van patiënten met COVID-19 raakt de beperkte voorraad in Nederland sneller op. Daarom zijn maatregelen nodig.
Demissionair minister De Jonge van VWS informeert vandaag in een brief de Tweede Kamer over de situatie. Hij doet dat aan de hand van een advies dat is uitgebracht door het Landelijk Coördinatiecentrum Geneesmiddelen, na raadpleging van de commissie Acute Tekorten Geneesmiddelen, aangevuld met vertegenwoordiging vanuit de Nederlandse Vereniging voor Reumatologie, de SWAB en het Expertiseteam behandeling COVID-19 van de Federatie Medisch Specialisten. In het advies staat dat er maatregelen nodig zijn, zodat de beperkte voorraad zo goed mogelijk wordt ingezet om de continuering van de behandeling voor alle patiënten voort te zetten. Vooralsnog wordt er uitgegaan van tussentijdse leveringen in afwachting van grotere leveringen in het begin van het nieuwe jaar.
In het advies aan de minister wordt uitgegaan van een drietal fases. Fase één gaat per direct in, vanwege het oplopende tekort aan tocilizumab. Dat betekent dat patiënten met COVID-19 worden behandeld met sarilumab. Sarilumab staat als alternatief genoemd in de landelijke leidraad medicamenteuze behandeling van COVID-19. Voor de behandeling van patiënten met reumatoïde artritis en de overige geregistreerde indicaties verandert in fase één niets. Rob Moss, ziekenhuisapotheker en werkzaam bij het Landelijk Coördinatiecentrum Geneesmiddelen geeft aan: ‘Aan de hand van een wekelijkse monitoring door het LCG van de voorraad IL6-remmers in de Nederlandse ziekenhuizen wordt gekeken of en wanneer fase twee of drie van toepassing is.’