Herziening richtlijn Pijnmeting en behandeling bij kinderen

De richtlijn Pijnmeting en behandeling bij kinderen is herzien. Onder meer besteedt de richtlijn nu meer aandacht aan gevalideerde en comfortabele meetinstrumenten om pijn te meten. Daarnaast wordt ingegaan op biopsychosociaal model, dit is een manier om te begrijpen hoe gezondheid en ziekte ontstaat door een combinatie van biologische, psychologische en sociale factoren. Vroege en adequate pijnbestrijding is essentieel, omdat (acute en chronische) pijn op jonge leeftijd invloed kan hebben op de ontwikkeling op latere leeftijd.

Inhoud van de richtlijn

De herziening heeft in drie fasen plaatsgevonden, tussen 2021 en 2025. In eerder fases zijn modules ontwikkeld over pijndefinitie, prognostische factoren en screeningstools en over meetinstrumenten voor comfort en pijn. Deze laatste fase omvat zes herziene modules, gericht op:

Pijnbehandeling (vijf modules): Een multimodale benadering waarin zowel non-farmacologische als farmacologische behandelopties worden beschreven. Cognitieve processen spelen een belangrijke rol in pijnervaring, en snel en adequaat handelen kan pijn verminderen. Daarnaast gaan aanbevelingen over communicatie voor een doeltreffende aanpak waarbij zorgverleners een gezamenlijke taal en kennisniveau hanteren.

Organisatie van zorg (één module): Aanbevelingen voor de inrichting van multidisciplinaire pijnteams en de samenwerking tussen verschillende disciplines daarbinnen, in de behandeling van kinderen met pijn.

Implementatie

De aanbevelingen over pijnbehandeling kunnen leiden tot veranderingen in de werkwijze, zoals een andere manier van communiceren over pijn en een bredere inzet van niet-medicamenteuze pijnbestrijding. Ook de organisatie van zorg kan veranderen, bijvoorbeeld door de invoering of versterking van multidisciplinaire pijnteams.

Samenwerking

De richtlijn is ontwikkeld op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK) en stond onder voorzitterschap van de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie (NVA). De herziening is tot stand gekomen in samenwerking met kinderverpleegkundigen en verzorgenden (V&VN), kinderchirurgen (NVVH), psychologen en psychotherapeuten (NIP/LVMP) en kinderfysiotherapeuten (NVKF) en Stichting Kind en Ziekenhuis. Daarnaast las een klankbordgroep mee met vertegenwoordigers van revalidatieartsen (VRA), kno-artsen (NVKNO), ziekenhuisapothekers (NVZA), neonatologie-experts (Care4Neo), artsen verstandelijk gehandicapten (NVAVG), PROSA Kenniscentrum en HME-MO Vereniging Nederland. Het traject is begeleid door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten. Financiering is afkomstig van de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).

Bekijk de richtlijn