Gegevens RGS: grote variatie in opleidingsduur per regio en specialisme

In 2018 moeten alle opleidingen gemiddeld 2,99 maanden korter duren. Dat is één van de afspraken die we in het Opleidingsakkoord met VWS gemaakt hebben. Voor de Raad Opleiding staat de kwaliteit van de opleiding hierbij voorop. Gesprekken met het veld zijn cruciaal om in beeld te krijgen waar nog ‘lucht in de opleiding zit’ en dus versneld kan worden zonder kwaliteitsverlies. De Registratiecommissie Geneeskundig Specialisten (RGS) heeft op ons verzoek de gemiddelde opleidingsduur per specialisme per opleidingsregio berekend. Dat levert interessante gegevens op die helpen om het gesprek op gang te brengen.

De RGS registreert het opleidingsschema van iedere aios. Op basis daarvan is de opleidingsduur vastgesteld van iedere aios die in 2014 zijn opleiding afgerond heeft. Deze 819 aios, die in één of meerdere instellingen hun opleidingstijd hebben doorgebracht, zijn toegewezen aan een OOR-regio. Hiermee kon de gemiddelde opleidingsduur van de groep uitstromers per opleiding per regio worden berekend.

Uit deze gegevens blijkt dat de aios die in 2014 uitstroomden gemiddeld al 2,2 maanden korter over hun opleiding deden. Daarnaast laten de cijfers zien dat er grote verschillen zijn tussen de regio’s en specialismen. Zo leidt gynaecologie volgens de RGS-cijfers gemiddeld al 6,3 maanden korter op dan de nominale duur van de opleiding. Ook bij de specialismen neurologie en kindergeneeskunde wordt al veel versneld. Aios KNO, plastische chirurgie en klinische genetica deden volgens de cijfers gemiddeld juist langer dan nominaal over hun opleiding.

Zinvolle discussies

Logischerwijs roepen deze cijfers discussie op. Zo is de gemiddelde opleidingsduur per regio gebaseerd op een relatief kleine groep uitstromers. Eén uitschieter kan hierdoor leiden tot een ander groepsgemiddelde dan uit lokale en regionale registratie komt. Ook is het, vanwege de privacy van individuele aios en opleiders, niet mogelijk om voor alle opleidingen de gemiddelde opleidingsduur per regio weer te geven. Bij gegevens die, vanwege een te kleine uitstroomgroep, te herleiden zijn naar één aios of oordelend opleider, is besloten om de gegevens per regio per cluster weer te geven. Daarbij is de indeling ‘snijdend’, ‘beschouwend’ en ‘ondersteunend’ gehanteerd.

Toch vindt de Raad Opleiding het van groot belang om deze cijfers te delen. Het is juist goed om de verschillen tussen de lokale registraties en de RGS-cijfers boven water te krijgen. Het ministerie van VWS bepaalt straks op basis van de RGS-cijfers in hoeverre we afgesproken versnelling gerealiseerd hebben. De discussie die nu ontstaat moet uiteindelijk leiden tot de juiste cijfers. Daarnaast nodigen de cijfers uit om praktijkervaringen te delen en bewuster te kijken naar de eigen opleiding: hoe komen anderen tot een kortere opleidingsduur en waar liggen bij ons mogelijkheden om te versnellen? Zo kunnen we van elkaar leren en gezamenlijk, met behoud van kwaliteit, de doelmatigheidsafspraken met VWS realiseren.

Op de website Specialistenopleiding Op Maat reageert een aantal opleiders, aios en andere betrokkenen op deze gegevens. Om de voortgang van de individualisering van de opleidingsduur goed in beeld te houden, zullen we deze monitoringsgegevens elk half jaar uitbrengen.