Hoogleraar acute interne geneeskunde Prabath Nanayakkara: ‘Wie samen beslissen serieus neemt, moet een andere koers varen’
Dit artikel is onderdeel van het dossier Samen Beslissen in het magazine Medisch Specialist.
Samen beslissen staat bovenaan ieders lijstje, maar dat zegt helaas weinig over de praktijk. 5 ingrediënten (+1) die je ervoor nodig hebt, in de ogen van ‘meesterkok’ Prabath Nanayakkara, die er onderzoek naar doet. ‘Geen enkele medisch specialist wil slechte zorg leveren’, zegt Prabath Nanayakkara, hoogleraar acute interne geneeskunde en hoofd van de sectie algemene interne geneeskunde (Amsterdam UMC), met klem. ‘Dat dingen beter kunnen, betekent niet dat artsen niet beter zouden willen.’
Talloze onderzoeken laten zien dat patiënten moeite hebben met de manier waarop dokters met hen communiceren, weet Nanayakkara. ‘Toch hebben patiënten wel grote waardering voor de inbreng van artsen en verpleegkundigen. We moeten de patiënten dus beter bij het beslissingsproces betrekken. Tegelijk krijgen wij geen kijk- en luistergeld. Zorgverzekeraars willen dat wij productie draaien, en sturen op efficiëntie. Dan krijg je ogenschijnlijk vreemde mechanismen: het kost minder tijd en levert financieel meer op om bijvoorbeeld een overbodige MRI-scan te maken, dan om patiënten uit te leggen waarom die bij bepaalde klachten, zoals rugpijn onnodig is. Dus in plaats van te praten, sturen in mijn ogen artsen patiënten te vaak richting MRI.’
In de hoofden van patiënten
Maar wie ‘samen beslissen’ serieus neemt, zal een andere koers moeten varen. En samen beslissen móét je als arts wel belangrijk vinden, want dat - zo wijst onderzoek uit - levert kwalitatief betere zorg op. Ook Nanayakkara raakte daarvan overtuigd toen hij participeerde in een internationaal slaaponderzoek bij ziekenhuispatiënten in zes landen. ‘Wij vroegen patiënten hoe goed ze sliepen. Nou, slecht. Ze moesten bijvoorbeeld ‘s nachts veel vaker dan thuis naar de wc. Oorzaak: thuis dronken ze niets meer na tien uur ‘s avonds, maar in het ziekenhuis hingen ze 24 uur per dag aan het infuus. Was dat altijd nodig? Nou, nee.’ Daarbij stuitte hij ook op iets anders. Het verraste hem dat mensen ‘s nachts niet zozeer piekerden over hun ziekte, maar over hun thuissituatie: Redt mijn partner het wel alleen? Nanayakkara: ‘En hoezeer dat ook speelde in de hoofden van patiënten, over zulke dingen praten we bijna nooit tijdens onze dagelijkse visites. Die gesprekken gaan voornamelijk over zuiver medische zaken.’ Maar, stelt de hoogleraar:
1. Een arts behandelt niet een ziekte, maar een mens
‘Wat wij meestal heel leuk vinden, is een geweldige diagnose stellen. Liefst een zeldzame. Dokters doen ook vaak wetenschappelijk onderzoek naar wat dokters belangrijk en interessant vinden. Maar levert het de patiënten ook wat op? Tegenwoordig vraagt het British Medical Journal of er patiënten betrokken waren bij de opzet van het onderzoek en bij de vraagstelling. Dat vind ik heel goed, want door met patiënten in gesprek te gaan, krijg je nieuwe inzichten. Zo zijn er talloze indicatoren ontwikkeld om te bepalen of een patiënt na een klinische opname naar huis kan, maar een van de beste indicatoren blijkt het gevoel van de patiënt zelf.’
2. Vind tijd voor je patiënt, dat wil je ook als je er zelf een bent
Een specifiek type patiënt, artsen die ook patiënt zijn (geweest), viel iets op dat samen beslissen in de weg zit: dokters zijn maar heel kort bij hun patiënten. Nanayakkara: ‘Wij zien patiënten op de poli langer - vijftien minuten - dan degenen die zijn opgenomen.’ Dokters zouden meer tijd in hun patiënten moeten steken, vindt hij. ‘Voor huisartsen is dat misschien soms lastig door de drukte, maar medisch specialisten en ook jonge artsen moeten daarvoor tijd vrijmaken, ook in acute situaties. Tv-series suggereren bijvoorbeeld dat seh-artsen doorlopend onmiddellijk beslissingen moeten nemen, maar in de praktijk is er voldoende tijd om met patiënten te overleggen. Slechts bij circa zes procent van de seh-patiënten telt iedere seconde.’
3. Stap af van je stokpaardje en vraag wat de patiënt belangrijk vindt
Artsen zijn gek op cijfertjes. Nanayakkara: ‘Een hele poos geleden nodigden we bij de overdracht een gast uit, een huisarts-filosoof. We wilden graag indruk op hem maken en gaven een fantastische, cijfermatige medische onderbouwing van een patiëntprobleem. We waren er allemaal reuze tevreden over. En toen vroeg hij: “Wat vond de patiënt ervan?” We stonden met onze mond vol tanden.’ Artsen moeten patiënten twee vragen stellen, zegt Nanayakkara, inmiddels wijzer geworden. ‘Wat vind je het belangrijkst? Dat is vrijwel altijd: beter worden, de diagnose kennen, en naar huis gaan. De tweede vraag zou moeten zijn: Waarom vind je dat zo belangrijk? Daar krijg je heel persoonlijke, individueel uiteenlopende antwoorden op. Die gaan dan over relaties en psychologisch welbevinden. En vergis je niet: patiënten die moeite hebben met lezen en schrijven, zijn geen domme patiënten. Zij kunnen even goed vertellen wat voor hen belangrijk is.’
4. Vraag patiënten wat hen bezighoudt en waarom
‘De dokter heeft medische kennis, maar de patiënt leidt zijn/haar leven. Het is niet toevallig dat samen beslissen in de oncologie en in de palliatieve zorg verder is gevorderd dan in de rest van de geneeskunde’, denkt Nanayakkara. ‘Ook in die disciplines willen de medisch specialisten goede scores en schone scans, maar de patiënt wil ook een zo goed mogelijk leven leiden. Daar gaan gesprekken dan ook relatief vaak over.’ Zijn advies: Ga dus vaker náást een patiënt zitten, hou op met somatiseren en met vragenlijsten afwerken, en stel letterlijk deze vraag om samen tot een goede beslissing te kunnen komen: