In de media: in het oog van de mediastorm
Dit artikel is in verkorte versie in het magazine Medisch Specialist verschenen.
In tijden van de COVID-19 pandemie zijn medisch specialisten een kijkcijferkanon, dat weten viroloog Ann Vossen en intensivist Diederik Gommers maar al te goed. Ineens hing Nederland aan hun lippen.
Ann, jij had net een mediatraining achter de rug. Wat heb je gelijk kunnen toepassen?
Ann Vossen: ‘Dat je je goed bewust moet zijn van je publiek. Iedere keer voordat de lampjes op rood gingen, ademde ik rustig, zocht ik mijn focus en dacht ik: “Korte zinnen, begrijpelijke woorden, rustig praten.” Je spreekt voor heel het volk, niet op een congres voor vakspecialisten.’
Diederik Gommers: ‘Ik ben daar niet zo bewust mee bezig geweest, ik heb het idee dat je boodschap via tv toch wel op de juiste plek terechtkomt. Mensen luisteren in tijden van grote onzekerheid graag naar deskundigen, je mening doet ertoe. Ik had zelf veel aan een tip van Aukje Ravensbergen, adviseur Public Affairs van de Federatie Medisch Specialisten: “Denk vooral na over de rol die je vervult.” Dat is in mijn geval voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care. Zo was het belangrijk bij het beantwoorden van de vragen tijdens de Technische Briefing in de Tweede Kamer dat ik niet de standpunten van het kabinet hoefde te verdedigen, maar die van de professionals. Hoe dan ook heb ik geprobeerd de IC’s zo goed mogelijk op de kaart te zetten.’
Maar je staat ook bekend om je persoonlijke en vaak prikkelende stellingnames. Past dat bij die vertegenwoordigende rol?
Diederik: ‘Ik kan nogal stellig zijn, ja. Maar ik heb nu geleerd hoe ik persoonlijke meningen bij mezelf moet houden. Toen ik in de discussie over de leeftijdsgrens bij de triage een vraag kreeg, had ik in algemene zin een pleidooi kunnen houden voor tachtig jaar als grens namens de intensivisten. Dan had ik geheid problemen gehad met de Nederlanders. Want er zijn -heel logisch- altijd eenentachtigjarigen die er nog fit genoeg voor zijn. Ik betrok het daarom gelijk op mijn eigen vader tijdens het tv-optreden bij Jinek. Dat maakte het persoonlijk, wat mooi bleek te werken, want het spreekt mensen aan, en wie kan je daarop tegenspreken?’
Was jij je ook zo bewust van je rol, Ann?
Ann: ‘Ik ben veertien keer bij Jinek geweest. In het begin zat ik er als viroloog, namens de Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie. Dat was fijn. Ik kon zeggen: “Er komt wel iets meer dan een griep op ons af.” Ik uitte mijn zorgen zonder mensen bang te maken en kreeg ruimte om genuanceerd, met verwijzing naar data en onderzoek, uitleg te geven. Met een vleugje luchtigheid en humor ook. Later werd dat lastiger toen ik ook als lid van het Outbreak Management Team (OMT, red.) werd uitgedaagd. Zolang het over het virus ging, bleef er ruimte voor nuance, maar ik werd ook betrokken in de discussie over de maatregelen. Ik begrijp dat wel, want het kabinet zei volledig op medisch deskundigen te vertrouwen, daardoor ontstond de misvatting dat die deskundigen ook verantwoordelijk zijn voor het kabinetsbeleid. Maar het OMT beperkt zich tot advies over medische voorwaarden. Ik ben er niet om de beleidskeuzes van het kabinet, dat veel meer meeweegt, te verdedigen.’
Heb je achteraf weleens het gevoel gehad: ‘dit ging niet lekker’?
Diederik: ‘Bij Nieuwsuur kreeg ik de vraag wat ik van het RIVM vond. Ik ben het heus niet altijd volmondig eens met het RIVM en daar hebben we achter gesloten deuren goede gesprekken over. Maar ik zat bij Nieuwsuur als intensivist, in die rol ga ik niet over het effect van mondkapjes in verpleegtehuizen. Wat moet ik dus met een vraag of ik het eens ben met het advies van het RIVM daarover? We hadden afgesproken vóór het interview dat ik daar niets over zou zeggen. Dus de volgende keer dat ze me voor het programma vroegen, zei ik: “Als je me dat nog een keer flikt, dan kom ik niet.” Dat begreep de redactie. Je ervaring verschaft je een zekere daadkracht. Toen ik laatst gevraagd werd voor Op1, zei ik: “Als je nog een weekje wacht, kan ik ingaan op interessante enquête uitkomsten.” Je kunt dus echt zakendoen met de media.’
Ann: ‘En op een gegeven moment besef je dat je ook gewoon nee kunt zeggen, schuldgevoel is niet nodig. Denk vooral niet dat je de enige bent op het lijstje van een redactie, je bent niet uniek. Ik werd niet heel gelukkig van een gesprek bij Jinek, toen Wouter de Winther van De Telegraaf mij aanviel over het OMT. Mijn familie vond dat nogal gemeen, haha. Zelf had ik dat gevoel niet. Ik heb aangegeven dat er meer dan onze medische overwegingen meespeelt bij de beleidsvorming. Het hielp dat ik met Eva een goede klik heb. Zij creëert veiligheid en grijpt in als je er even niet uitkomt. Vervelender vond ik het eerder bij Nieuwsuur. Ik heb als OMT-lid geheimhoudingsplicht tot de verslagen in de openbaarheid komen, dat is bekend. Vlak na de persconferentie over de sluiting van scholen werd ik toch onaangekondigd doorgezaagd over het waarom van bepaalde maatregelen. Onder die druk gaf ik wat gehaaste antwoorden. Ik heb de redactie daar later wel op aangesproken.’
Krijg je er geen genoeg van?
Diederik: ‘Ik vind het nog steeds ongelooflijk leuk om te doen en praat gewoon heel graag over mijn vak, zit vol ambities, ook met betrekking tot de vereniging. De spanning van het begin is ervan af, maar ik ben nu een soort nationale troetelbeer geworden, wat mijn momentum heeft verlengd om gehoord te worden. En de IC’s blijven actueel zolang een opschaling in de lucht hangt. Niet dat de bekendheid mij nou zo boeit. Iedereen denkt iets over je te moeten zeggen. Laatst wandelde ik in de polder met mijn gezin, toen fietsers stopten om me op het hart te drukken dat ze het zo goed vonden dat ik ook mijn privémomenten pak. Daar schrok ik van. Ik vertegenwoordig geen individueel belang, maar ons vak. Ik ben blij dat politici en Nederlanders óns dankbaar zijn, niet dat ze mij dankbaar zijn.’
En hoe reageren je vakgenoten?
Diederik: ‘Ze houden me scherp in de gaten gelukkig. Ook het dagelijks bestuur van de vereniging geeft me veel feedback. Ik heb in het begin wel gezegd: “Ik weet dat autonomie onder artsen heilig is, maar laat mij als voorzitter van de NVIC nou even de woordvoering doen. We moeten in deze crisis, met zulke belangen, echt met één stem naar buiten komen, en die stem moet uit de mond van de voorzitter klinken.” Het is prima om mij daar dan op te beoordelen, wat ook gebeurde. Ik uitte bijvoorbeeld een keer mijn frustratie over de landelijke afschaling van IC-patiënten, die niet homogeen verliep. Daarover kreeg ik boze reacties uit het noorden. Het was totaal niet mijn intentie om met een vinger te wijzen, en dat heb ik toen gelijk proactief uitgelegd. Tegelijk weet je ook dat andere collega’s het juist fijn vinden dat je hun gevoel hebt verwoord. Dat balanceren hoort bij mijn rol. Overigens vind ik het nu prima als intensivisten wel zelf de media opzoeken, maar dan graag wel vooraf even afstemmen voor de laatste info.'
Ann: ' We kregen bij het LUMC al snel zo'n vijf tot tien interviewverzoeken per dag. Een corona whatsappgroep hielp bij de afstemming. En we kregen geweldige hulp van onze communicatieafdeling. Later vroeg men ook virologen van andere ziekenhuizen. Er zijn dus verschillende virologen op tv geweest. Ik voerde als voorzitter van de vereniging daarover wel collegiaal overleg. En in mijn rol als OMT-lid nam onze communicatie vaak contact op met het RIVM. Ik wilde weten of we inhoudelijk op hetzelfde spoor zaten. In het algemeen hebben we allemaal naar buiten toe één front gevormd.'
Jij schuwde het niet om emoties te tonen, Diederik. Is dat een bewuste keuze?
Diederik: 'Ik vind dat je als arts eerlijk en transparant moet zijn, ook over je emoties. Niemand heeft er natuurlijk iets aan als je in huilen uitbarst tijdens een slechtnieuwsgesprek, maar het helpt wel als je je eigen emoties beschrijft. Dat wordt gewaardeerd door de patiënt en de familie. Ik merk als supervisor dat dit ook belangrijk is voor opleiding van jonge specialisten. Een stoere houding staat een goede communicatie alleen maar in de weg. En ik kan me ook echt niet voorstellen dat ervaren artsen verdriet makkelijk van zich afzetten als ze een band met een patiënt hebben opgebouwd. Ons vak heeft hier wel nog een slag te maken; laten we goed kijken naar de directe nazorg. Met behulp van Bedrijfs Opvang Teams zoals bij de brandweer en politie, onder professionele begeleiding. Op de IC van het Erasmus MC hebben we dat al ingevoerd. Wat je op tv ziet, is dus geen toeval.'
Hebben jullie je ook verbaasd over de media?
Ann: 'Het ging me steeds meer opvallen dat media allemaal zélf het nieuws willen brengen, ook als dat eigenlijk geen nieuws meer is. Je moet daardoor nogal eens dezelfde vraag beantwoorden. Ik werd nogal mondkapjesmoe.'
Diederik: 'Het viel mij op dat redacties gaan eisen dat je je tijd over hen verdeelt. Dat is niet fijn; je wordt onderdeel van hun spel. En: journalisten maken nieuws door jou iets te laten zeggen, terwijl je collega juist het tegenovergestelde beweert. Zo heb ik Ernst Kuipers een keer tegengesproken zonder dat ik er erg in had. Ik kende een standpunt dat hij net naar buiten had gebracht nog niet, en stuitte op weg naar de auto op een verslaggever. Op het journaal 's avonds werd ons vermeende meningsverschil breed uitgemeten. Ik vond het wel bemoedigend dat vlak daarna een andere journalist me verontrust belde: "Zeg, het land kan het nu echt niet hebben dat jullie het oneens zijn." De media pakken per saldo hun verantwoordelijkheid in deze crisis.'
Bereid je je alweer voor op een comeback op tv, Ann?
Ann: 'Haha, niet bewust. Maar als er meer kennis komt over het virus, verwacht ik meer verzoeken om aan te schuiven. En daarna ook. De anti-vaccinatiebeweging is nu even geluwd. Maar je weet niet wat er gebeurt als er coronavaccins op de markt komen. Keren mensen zich er dan vanaf? Op de Bible Belt, of in academische kringen waar men er soms ook moeite mee heeft? Hoe bepaal je wie de eersten zijn die ingeënt worden? Wat brengt die keuze teweeg onder de bevolking? Een goed onderbouwd vaccinatiebeleid is een groot goed, ook bij corona, dus daar wil ik me hard voor maken. Ik kan niet voorzien hoe groot het vertrouwen in het kabinet zal zijn. Maar ik denk wel dat de politiek en media een beroep op ons blijven doen.'
Lees meer artikelen uit het magazine