Twee generaties, twee visies op de werk-privébalans

Oudere en jongere specialisten denken vaak anders over het evenwicht tussen werk en privéleven. Het aloude arbeidsethos van een 80-urige werkweek lijkt langzaamaan te verbleken. Waar komt het verschil in denken en doen vandaan? Wat betekent dit voor het vak? Zeven vragen aan oncologisch chirurg Joost van der Sijp (64) en colorectaal chirurg Heleen Snijders (38).

Wat is je levensmotto?
Joost: ‘Betekenisvol bezig zijn. Als ik dat terugbreng naar mijn professie, betekent dat ambitieus zijn. Ik heb altijd de grenzen opgezocht om daarmee het verschil te kunnen maken. Tegen assistenten zeg ik dat niet kunnen niet bestaat. Dus ook de schijnbaar onmogelijke ingrepen vind ik een uitdaging. Ik zie mogelijkheden en opties. Dat komt ook doordat ik ben opgeleid door twee inspirerende grootheden in de algemene heelkunde, professor Theo van Vroonhoven en professor Huug Obertop. Ik leerde het vak in de volle breedte. En opereren vond ik leuk. Ik liet geen moment voorbijgaan om op de ok te komen en mijn vaardigheden te vergroten.’ 
Heleen: ‘Ik heb meerdere talenten en ik wil groeien. Voor mij is het dus essentieel en van levensbelang dat ik me op meerdere vlakken kan ontplooien. Die afwisseling geeft me werkplezier en levensvreugde. En dat is ook goed voor mijn collega’s en patiënten. Ook nieuwe wetenschappelijke visies inbrengen op de werkvloer brengt de boel vooruit. In deze tijd gaan alle ontwikkelingen knetterhard. Dat is goed, want de zorg vraagt om een enorme transformatie. Daarbij is er behoefte aan afwisseling en diversiteit, want we moeten de wereld van nu weerspiegelen. Komende generaties zijn niet monomaan.’

Interview werk-privébalans

Is jouw werk je alles?
Joost: ‘Je bent wat je doet. Ik ben verweven geraakt met mijn vak. Patiënten begeleiden en de verbinding met hen vinden geeft me voldoening en verdieping. Niet alleen als je iemand goed nieuws brengt, maar ook als je kunt laten zien dat je er bent als het bericht níet goed is. Voor patiënten ben ik er 24/7. Ik wil dat de afdeling me belt als ik vrij ben en er iets met mijn patiënten is. Veel van mijn generatiegenoten voelen dat zo. Maar - dat voeg ik eraan toe - als je alle lagen afpelt, is mijn gezin het allerbelangrijkste.’
Heleen: ‘Nee, mijn werk is niet mijn alles. Wel een heel groot onderdeel van mijn leven. Mijn gezin staat op nummer 1. Mijn werk op 1,2. Hoe belangrijk ik mijn werk vind, staat niet gelijk aan de hoeveelheid tijd die ik erin stop. Het is goed om met je collega’s te praten over wat er in welke fase van iemands leven speelt, dat daarin een bepaalde flexibiliteit mogelijk is. Dat je voor elkaar zorgt. Bijvoorbeeld dat een collega de ruimte krijgt om zijn kinderen eens in week naar de crèche te brengen.’

Kan een chirurg het vak leren door parttime werken?
Joost: ‘Ja, maar niet in de volle breedte. Het ontstaan van specialismes vind ik wel een goede ontwikkeling. Ik vond vroeger alles leuk, maar beheerste niet alles even goed. Als het nu misgaat op de ok, bellen ze mij omdat ik het vak in de breedte beheers. Maar ik behoor tot een uitstervende generatie. Per saldo zijn specialismes beter voor de zorg. Maar als ik 78 ben en zorg nodig heb, ziet die specialist mij dan wel als totale mens? Door specialismes is parttime werken makkelijker geworden - dat zeker - maar het beperkt je wel in de beheersing van je vak.’ 
Heleen: ‘In het derde jaar van mijn opleiding ging ik vier dagen per week werken. Mijn opleiding duurde daardoor een jaar langer. Als je dat parttime noemt, is het antwoord ja, want ik heb het vak geleerd. Belangrijk argument tegen parttime werken is het gebrek aan continuïteit. Maar om een maximaal rendement uit je leermomenten te halen, moet je niet alleen maar in diensten zitten. Parttime werken vraagt wel om bijzondere skills en extra goed communiceren. Je moet daarin investeren om soepel te kunnen meebewegen. Je moet op elkaar zijn ingespeeld - dat is een kernwaarde en kritische randvoorwaarde - en actief op de hoogte blijven van je patiënten. Dus: inloggen als je thuis bent, bereikbaar blijven voor collega’s.’

Wat verwacht je van de organisatie om jouw werk-privébalans te helpen bewaken?
Joost: ‘Ik heb die balans niet, dus trekt het thuisfront - terecht - aan de rem. Ik heb nog een aantal nevenfucties en met anderen run ik een bedrijf. Acht jaar geleden was ik vaak kortaf en geïrriteerd op de werkvloer. Ik had mezelf te veel belast. Mijn collega’s zeiden: “Ga naar huis, pak je rust”. Ze gaven me de ruimte en dat heb ik ongelooflijk gewaardeerd. Zoiets laat ook de professionele samenhang en samenwerking als club zien. We zorgen voor elkaar. In the end zijn we echt maten. Dat is een belangrijke voorwaarde om dit vak goed te blijven doen.’ 
Heleen: ‘Van de organisatie verwacht ik weinig, al ben ik dankbaar wat ze voor ons faciliteert. Ik voel me uiteindelijk verantwoordelijk voor mijn eigen leven; dat is iets van mijn generatie. Er komt best veel bij kijken om je werk bij alle veranderingen aan te kunnen. Zo werken er meer vrouwen en zijn er meer tweeverdieners met kinderen. Dat vergt iets van de organisatie en arbeidsvoorwaarden, maar vooral van jou en je partner. Mijn vriend is ook chirurg en we hebben dat met de nodige hulp goed voor elkaar kunnen krijgen. Meer aandacht voor de balans tussen werk en privé is voor ons een logische rekensom.’

Wat houdt je gezond in je werk en daarbuiten? Wat laat je schieten als de werkdruk toeneemt?
Joost: ‘Ik ervaar werkdruk niet als druk. “Gezond” zou ik definiëren als het zoeken naar uitdagingen en nieuwe zaken. Nog steeds. Ik laat me bijvoorbeeld graag intellectueel uitdagen door de inkoop en procurement voor het ziekenhuis. Ook van ons bedrijf Green Cycle leer ik veel; met drie partners uit volstrekt andere vakgebieden recyclen we materialen uit operatiekamers. In ons bedrijf lopen ook studenten rond. Dat is prettig; de interactie met jongere generaties houdt me jong. Na mijn pensioen ga ik daarmee verder. Ik voorspel dat ik gezond blijf zolang ik achter de geraniums wegblijf, ik wil mezelf blijven prikkelen.’ 
Heleen: ‘Sporten. Dat móet. Met yoga kom ik aan mijn lichamelijke en geestelijke ontspanning. Wat me ook gezond houdt, is expressie, me simpelweg kunnen uiten. Daarom zing ik graag. Als ik privé of in mijn werk ergens tegenaan loop, zoek ik goede mensen die me de weg kunnen wijzen. Coaching en intervisie zijn voor mij dan ook waardevolle instrumenten. Hier in het ziekenhuis heb ik intervisiesessies en mogelijkheden voor coaching opgezet. Daarvan wordt veel gebruikgemaakt door de opleidingsassistenten.’

Hoe zie jij chirurgie in de toekomst?
Joost: ‘Ik denk wel eens: “Wat hebben we de mensen al die tijd aangedaan?” De ontwikkelingen van therapieën tegen kanker, diabetes, hart- en vaatziekten gaan nu zo snel dat ze de chirurgie grotendeels overbodig zullen maken. Door vroegdiagnostiek, targettherapie en t-cellentransplantatie verandert het hele veld. Oncologie- en vaatchirurgie zullen minder vaak voorkomen. Als het zo doorgaat, blijven over veertig jaar vooral traumatologiechirurgie en infectueuze behandelingen over. Die kentering zal doorzetten, en ik denk dat we hem kunnen versnellen door ons als samenleving veel meer met preventie bezig te houden.’
Heleen: ‘We moeten naar een andere manier van werken: als team, met meer gebruik van elkaars expertise. De chirurg zal daarbij geen hoofdrol meer vervullen. Zo ontstaat er een heel andere werkcultuur, die het ook voor anderen leuker maakt om in dit vak te werken. Chirurgen vormen nu nog een homogeen gezelschap. Op het jaarlijkse congres zie je vooral “wit en man”. Dat zie ik als een groot risico omdat onze bevolking steeds diverser wordt. Ik hoop dat dat zich gaat vertalen in meer diversiteit binnen de groep zorgverleners.’

Welke tip zou je aan de andere generatie willen meegeven?
Joost: ‘Iedereen past eigen technieken en methoden toe bij de behandeling en chirurgische ingrepen. Ik zou tegen de jongere generatie willen zeggen: profiteer daarvan en doe bij iedere opleider zoveel mogelijk chirurgische ervaring op waarmee je je eigen vaardigheden kunt verrijken en borgen. Maak dus gebruik van de ervaring van de generatie boven je. Wees een spons ten faveure van je toekomstige patiënten.’ 
Heleen: ‘Ik zou tegen ervaren collega’s willen zeggen: sta open voor transformatie, voor verandering. Nieuwe inzichten doen niets af aan hoe jij het tot nu toe hebt gedaan, want dat had een functie. Momenteel is inspelen op verandering essentieel. Denk aan werken in deeltijd, een andere omgang met verpleegkundigen en minder hiërarchisch werken. Er ontstaan mooie, leuke en cruciale ontwikkelingen. Durf daarvoor open te staan, dat schept inzicht en vertrouwen. Je zult dan ook zien dat jonge mensen de toekomst aankunnen.’


Download het artikel als pdf
Lees meer artikelen uit het magazine