Interview met artsen in opleiding: Duiken vanaf de hoogste springplank
Artsen in opleiding hebben een belangrijke stempel gedrukt op de medische zorg in de twee keer dat het virus oplaaide. Ze gooiden hun persoonlijke opleidingsplanning om, lieten zich volop inroosteren tijdens de lastigste diensten en zetten zich vol in voor de COVID-patienten, ook al lag hun specialisme in een andere richting. We vragen twee aios: ‘Wat heb je ervoor gelaten, hoe hield je je rug recht en wat kreeg je ervoor terug?’ Hun steile leercurve van de eerste golf lijkt nu plaats te maken voor een scherpere focus op de toekomst als medisch specialist.
Inge Liem, orthopeed in opleiding, Hagaziekenhuis
‘Aan mijn collega’s op de corona-afdeling ligt het niet. Ze vangen me supergoed op en het onderlinge contact is prettig. Maar ik mis mijn eigen collega’s bij orthopedie, en moet eerlijk zeggen dat ik blij ben als ik straks weer naar mijn eigen afdeling kan. Door het werk als zaalarts op de corona-afdeling besef ik des te meer dat orthopedie echt bij me past.
Het grootste verschil zit hem in de inhoud van het werk. Ik mis het technische aspect. Als orthopeed ben ik bezig met botten, spieren en gewrichten, dat is heel concreet. Patiënten kunnen wel ernstig letsel hebben, maar dat is meestal niet levensbedreigend. Bij corona is dat anders. Hoewel we nu meer kennis hebben dan tijdens de eerste golf, zijn de behandelmogelijkheden nog steeds beperkt.
Als ik visite loop, helemaal ingepakt in beschermende kleding, dan beoordeel ik of patiënten extra behandeling nodig hebben, zoals het toedienen van extra zuurstof of ontstekingsremmers. In tegenstelling tot een botbreuk kun je bij corona niet met zekerheid inschatten of en hoe iemand herstelt. Dat vind ik moeilijk aan dit werk. Mensen die nog zoveel levenslust hebben, maar die het gewoon niet gaan redden. Er was een vrouw die niet bij de crematie van haar eigen man kon zijn, omdat ze zelf al haar aandacht nodig had voor haar herstel. Patiënten liggen hier vaak wat langer, dus je bouwt een band met ze op. Dat is heel anders dan bij orthopedie, waar mensen vaak maar een of twee dagen worden opgenomen. Zij gaan met een concreet herstelplan weer naar huis. Bang om zelf besmet te raken, ben ik niet. Als je voorzichtig bent en je goed aan de voorschriften houdt, dan loop je niet meer risico om besmet te raken dan in de supermarkt of op straat. Wel vind ik het ritme zwaar. Om de week moet ik het weekend werken, dat vraagt ook veel van mijn partner en dochter. Maar ik vind het belangrijk dat ik iets kan bijdragen in deze crisistijd. Het heeft me vertrouwen gegeven dat ik ook kan functioneren in onverwachte situaties.’
Roel van Pel, longarts in opleiding, UMCG
‘In het algemeen hebben supervisoren meer ervaring met ziektebeelden dan assistent-artsen. In de beginfase van COVID-19 was dat anders, en kon het zijn dat een week zaalwerk je ervaringen opleverde die de supervisor nog niet had. Dan kwam ik met een voorstel voor bepaalde medicatie of het maken van een scan, en zei de specialist: "Nog niet aan gedacht, goed idee." Je kwam samen tot beleid en er heerste een andere dynamiek.
Als longarts in opleiding ben je gewend aan benauwde patiënten, daarin zat niet de verrassing. Wel in de omgang met patiënt en familie in isolatiekleding, op gepaste afstand. Door de onzekerheid vind ik de periode in aanloop naar een nieuwe golf toe mentaal lastiger dan de golf zelf als die er eenmaal is. Dan doe je gewoon wat je kan. Als je inziet dat je geen veelkoppig monster voor je hebt, maar "gewoon" een zieke patiënt en een afdeling die volstroomt, wordt het bijzondere snel normaal. In maart liep ik stage in Enschede, nu rond ik mijn opleiding af in het UMCG. We hebben hier vooral overgeplaatste patiënten uit het westen. Communicatie met familie ver weg is apart. Gelukkig mogen de naasten nu wel beperkt op bezoek. De tweede golf verschilt ook op andere fronten: hij zwol langzamer aan en je wist al een beetje wat je te wachten stond. Wat ook verschilt, is de algehele waardering. Op weg naar het ziekenhuis zie ik nu geen spandoeken van bijvoorbeeld de voetbalvereniging meer. Jammer, want dat motiveerde wel. Daarnaast proberen we nu reguliere en COVID-zorg af te wisselen, daardoor kan ik wel meer aandacht aan mijn opleiding besteden.
Natuurlijk ken ik baaldagen, maar tot nu toe kunnen we het hier tot op heden goed aan. Doorgaans tonen patiënten in de reguliere zorg gelukkig begrip als er sprake is van uitstel. Privé ontspan ik met hardlopen, wielrennen en puzzelen. En het is goed om te kunnen praten met mijn vriendin - die ook in de zorg werkt - en met vrienden die dat juist niet doen. Zo wil ik positief blijven, en dat lukt.'